Het standbeeld werd in 1998 uitgeleend door het Centrum ‘Kunstlicht in de Kunst’.
Brussel, 1958. Duizenden mensen verlaten het Philips Paviljoen op de Wereldtentoonstelling vol verbazing en verwondering. De architecten Le Corbusier (1887 – 1965) en Yannis (1922-2000) hebben niet alleen een zeer opvallend gebouw ontworpen, ‘Le Poème Électronique’, maar het gebouw herbergt ook de gelijknamige performance die de ontwikkeling van de mensheid uitbeeldt. Dia’s worden geprojecteerd op metershoge muren met afbeeldingen van de natuur, maskers van oude culturen, wapens, kinderen, volwassenen, ouderen, steden, geboorte, leven en dood. Edgar Varèse (1883 – 1965) componeerde ‘Le Poème Électronique’ speciaal hiervoor, een muziekstuk dat nog steeds als modern wordt beschouwd. Varèse heeft allerlei geluiden verzameld: klokkengelui, geluiden van transformatoren of voltmeters, babygehuil, alles komt in aanmerking. Wat revolutionair is, is dat het geluid dat de beelden ondersteunt, vanuit verschillende richtingen naar de toeschouwers komt.
Philips wil zijn nieuwste ontwikkelingen laten zien in een bijzonder gebouw in Brussel. Daarom werd Le Corbusier benaderd en zijn ontwerp voor het paviljoen wordt nog steeds als controversieel beschouwd. Het basisidee is een maag: je betreedt het gebouw aan de ene kant, en na de performance verlaat je het aan de andere kant. Kort voor de opening ziet Le Corbusier een probleem. Hij vindt dat het verschil tussen de ingang en de uitgang niet duidelijk genoeg is. Daarom ontwierp hij snel de ‘Objet Mathématique’, die dient als baken voor de ingang. Na de wereldtentoonstelling wordt het Philips Paviljoen gesloopt. Het ‘Objet Mathématique’, het enige deel dat eigenlijk overblijft van het paviljoen, heeft vele jaren bij Philips Lighting in Eindhoven gestaan. Het Centrum ‘Kunstlicht in de Kunst’ leende het in 1998 uit aan de TU/e.